Kort na de start van het onderzoek brak de coronacrisis uit. Het vergde dan ook de nodige creativiteit om het onderzoek onder de bijzondere omstandigheden voort te zetten. De feitelijke dataverzameling onder leerlingen, ouders, groepsleerkrachten, vakleerkrachten en regiobegeleiders werd uitgesteld tot 2022. Maar nu is het onderzoek afgerond en het levert een schat aan informatie op.
Wat waren, naast corona, de grootste uitdagingen in je onderzoek?
‘De grootste uitdaging was de vraag of je opbrengsten van vormingsonderwijs (vormingslessen vanuit zeven levensbeschouwelijke organisaties) wel in kaart kunt brengen. Bij dit vak gaat het namelijk niet alleen om het cognitieve, het hoofd, maar ook om emotie, beleving, het hart. Daarbij speel je als vakleerkracht in op wat er in de groep speelt. En vormingsonderwijs kent geen eindtermen of referentieniveaus. Dus dat maakt het vak complex om te onderzoeken. Het was zoeken naar een passende methodiek die inzicht gaf in wat vormingsonderwijs teweegbrengt bij leerlingen.’
Hoe ben je te werk gegaan?
‘Ik ben gestart met tien verkennende casestudies, omdat er nog niet eerder onderzoek naar vormingsonderwijs was gedaan. Concreet heb ik mijn onderzoek als volgt aangepakt. Ik ben begonnen met het opsporen van fundamentele (leer)ervaringen bij leerlingen met behulp van de methodiek van het Learner report. Vervolgens heb ik vakleerkrachten gevraagd wat zij idealiter met hun onderwijs bij leerlingen eind groep 8 willen bereiken. Deze doelen zijn omgezet naar stellingen waar de leerlingen een oordeel over konden uitspreken.
Vervolgens is aan de hand van de doelen aan groeps- en vakleerkrachten gevraagd of zij veranderingen hebben waargenomen en of die zijn toe te schrijven aan de vormingslessen. De vraag naar veranderingen bij hun kind is in een open vraag ook aan ouders gesteld. In dit onderzoek zijn uiteindelijk 237 leerlingen, 52 ouders, 10 groepsleerkrachten en 22 vakleerkrachten* en regiobegeleiders* betrokken.’
* het gaat om vakleerkrachten en regiobegeleiders uit alle denominaties, m.u.v. hindoeïsme, omdat er in het onderzoeksjaar geen vakleerkracht hindoeïsme was.
Leerlingen komen tot het besef dat ze goed zijn zoals ze zijn, accepteren zichzelf in wie en hoe ze zijn, wat ze denken en voelen.
Wat zijn de belangrijkste conclusies?
‘Uit het onderzoek kunnen we concluderen dat vormingsonderwijs bij een groot deel van de leerlingen (leer)ervaringen triggert en die ervaringen dragen bij aan de persoonsvorming. En om welke specifieke (leer)ervaringen gaat het dan? Het blijkt dat leerlingen door het vormingsonderwijs vooral kennis en inzicht verwerven in levensbeschouwing(en), maar ook dat ze zichzelf door de lessen beter leren kennen. Met name komen leerlingen tot het besef dat ze goed zijn zoals ze zijn, zichzelf accepteren in wie en hoe ze zijn, wat ze denken en voelen. En zij worden zich bewust van bepaalde eigenschappen die zij hebben als persoon, zoals een leerling die door de lessen over zichzelf ontdekte ‘sterker te zijn dan hij dacht.’
Wat heeft je als onderzoeker het meest verrast?
‘Het verraste en ontroerde mij dat juist door de godsdienstige en levensbeschouwelijke vormingslessen relatief veel leerlingen ontdekken dat ze mogen zijn wie ze zijn en goed zijn zoals ze zijn. Leerlingen gaven bijvoorbeeld aan: “Ik heb over mezelf geleerd dat ik niet anders ben dan iemand die gelooft” of “Ik heb over mezelf geleerd dat ik anders mag denken.” Dat is een heel belangrijk inzicht dat kinderen mee kunnen nemen in hun verdere leven, namelijk dat er verschillen zijn, maar dat we desondanks allemaal gelijkwaardig zijn.’
‘Vormingsonderwijs is een unieke plek binnen het openbaar onderwijs waarin die ruimte gecreëerd wordt om ‘trage’ vragen te stellen en waar plaats is voor de onderzoekende dialoog. Leerlingen krijgen in de lessen van alles aangereikt en kunnen hier zelf mee stoeien en ontdekken: zit er iets in dat mij helpt, iets dat betekenis kan geven in mijn leven? Zo pikken leerlingen zelf iets uit de lessen dat relevant voor hun (levensbeschouwelijke) vorming als persoon is. Zo zei één van de leerlingen: “Ik dacht van mezelf dat ik lelijk was, maar door die lessen ben ik niet meer onzeker.” Of wat te denken van de leerling die zei: “Ik kreeg kippenvel toen de juf zei: ‘iedereen is perfect’.”
Kun je deze resultaten ook niet behalen met regulier onderwijs? Wat maakt vormingsonderwijs anders?
‘Elk onderwijs is vormend en pedagogisch tot in haar vezels, dus ook het vormingsonderwijs. Maar godsdienstig en levensbeschouwelijk vormingsonderwijs heeft een bijzondere dimensie met een eigen waarde. Aan de hand van rijke bronnen, gedachtegoed, kennis van een of meer levensbeschouwingen, ervaringen, krijgen leerlingen de ruimte om uit te zoeken wie ze zijn, wie ze willen en kunnen zijn. Het vormingsonderwijs opent werelden en ontmoetingen die anders niet aan de orde komen en dat op levensbeschouwelijk vlak. Leerlingen krijgen daarbij les van vakleerkrachten die zelf vanuit een bepaalde levensbeschouwing leven. Mijn onderzoek laat bovendien zien dat als je leerlingen respect wil bijbrengen voor de ander, dat direct contact tussen mensen die verschillen in religie of levensvisie de meest effectieve manier is om een positieve houding en relaties te bevorderen.’
Onderzoek is nooit een eindpunt. Wat hoop je dat dit onderzoek teweegbrengt?
‘Mijn onderzoek laat allereerst zien dat dit type onderwijs waardevol is voor de individuele leerling. Daarnaast hoop ik dat de maatschappelijke waarde van het vormingsonderwijs wordt ingezien. In onze samenleving zie je namelijk dat het niet vanzelfsprekend is dat mensen van verschillende culturen en geloven goed samenleven. Er is veel polarisatie. Ook het antisemitisme in het klaslokaal neemt weer toe, zoals recent onderzoek laat zien en ook de incidenten met spreekkoren in voetbalstadions. Kinderen kunnen al op heel jonge leeftijd stereotyperingen en vooroordelen ontwikkelen, ook over zichzelf. Met vormingsonderwijs heb je een potentieel instrument in handen om hen te laten ontdekken hoe je wel – ondanks verschillen- samen kunt leven. Vormingsonderwijs kan dus bijdragen aan een sociaal-inclusieve samenleving waar mensen niet worden uitgesloten op grond van hun geloof, levensvisie of welk kenmerk dan ook. Dat is een vorming waar je niet vroeg genoeg mee kunt beginnen!’